Aan alle zachtaardige minnaars,
speciaal voor de fijnzinnigen
die van het prachtige, waardige
het aangename, verrukkelijke
subtiele en fijne schaakspel houden
Zo begint Les Eschéz d’Amours (Het schaak van de liefde, misschien ook wel: het échec/de mislukking van de liefde!), een onvoltooid gedicht dat rond 1370 eeuw geschreven is door een onbekend dichter, waarschijnlijk iemand van de universiteit in Parijs. De dichter borduurt in dit werk voort op de schaakallegorie van het Schaakboek van Jacobus de Cessolis, maar in plaats van de stukken te zien als representanten van het hof en beroepsbeoefenaren, stelt de dichter zich een schaakspel voor waarvan de stukken corresponderen met de emoties van twee geliefden die schaken in een liefdestuin.
Meester E.S., Minnetuin met schaakspelers. Illustratie uit Les Echéz d’Amours ca. 1450-1467
De setting van de schaakscène - die overigens slechts een onderdeel van het hele verhaal uitmaakt - is ontleend aan de zeer populaire 13e-eeuwse Roman de la Rose. Net als in dit verhaal, begint de scène in Les Eschéz d’amours met een dichter die naar een tuin der liefde gaat, een veel voorkomend onderwerp in de kunst in de late Middeleeuwen. Als hij in de tuin is, ziet de dichter een van de zonen van Venus schaken met een schone dame. Het spel eindigt in een gelijkspel, waarna de dichter zelf tegen de dame gaat spelen. Deze verslaat hem makkelijk door hem smadelijk mat te zetten in de linkerhoek.
Een andere zoon van Venus, Cupido, komt de radeloze dichter troosten. Hij adviseert hem hoe hij het schaakspel het beste kan spelen, en legt hem daarbij de regels van de hoofde liefde uit. Als zijn betoog is afgelopen, verschijnt de godin Athena die de dichter bestraffend toespreekt omdat hij naar Cupido heeft geluisterd, en dringt erop aan dat hij een contemplatief leven gaat leiden in plaats van een wellustig. Als dit te moeilijk voor hem is, voegt ze eraan toe, dan moet hij „het actieve leven“ volgen, maar dat vereist wel dat hij zijn seksuele verlangens in bedwang houdt. Het feit dat de dame hem in de linkerhoek heeft mat gezet, betekent dat hij deze les nog niet geleerd heeft. Athene geeft hem vervolgens 35 tips om de wellust op afstand te houden, waarvan er één te denken geeft: „Om pure afkeer op te wekken, zou men de kamer van zijn dame moeten binnensluipen om haar te zien voordat ze 's morgens wordt opgemaakt.“ Als Athene vervolgens gaat uitleggen wat het „actieve leven“ precies inhoudt, breekt de tekst af.
De macht van vrouwen
De toeschrijving van de overwinning aan een vrouw in deze en veel andere middeleeuwse schaakpartijen is volgens sommige onderzoekers de uitdrukking van het thema dat bekend staat als ’de macht van vrouwen’. Dit thema, dat de vrouw als verleidster voorstelt, is een uitwerking van de kerkelijke leer dat Eva door haar verleidingskunsten de zonde in de wereld heeft gebracht. Legenden waarin illustere mannen uit de geschiedenis werden vernederd als gevolg van het toegeven aan hun wellust, genoten aan het eind van de Middeleeuwen een ongekende populariteit, en daarom is het heel goed mogelijk dat het schaakspel niet zozeer een onschuldig tijdverdrijf verbeeldt, als wel de ‘[verderfelijke] macht van vrouwen’.
Maar hierover wordt, zoals over bijna alles wat ik schrijf, verschillend gedacht. Anderen zien de minnetuin juist als een poëtische en filosofische ruimte waarin mensen zichzelf herkennen als onderdeel van de complexe en onvoorspelbare systemen waaruit de natuur bestaat, en waarin de paradox van de liefdeservaring – het feit dat liefde vreugde en verdriet in zich verenigt – wordt verkend.
Ongeveer vijftig jaar na het verschijnen van Les Echecs d’amours begon een prozacommentaar op het gedicht te circuleren, dat bekend is geworden onder de titel Les Eschés Amoureux moralisés. Sommigen menen dat de auteur ervan, Evrart de Conty, dezelfde is als die van het gedicht, anderen bestrijden dit. Zowel het gedicht als het commentaar waren bedoeld voor de opvoeding van jonge edellieden, die in die tijd hun intellectuele en morele opvattingen ontvingen binnen het raamwerk van de kunst van de hoofse liefde: de ars amandi.
Een van de latere manuscripten van het werk van De Conty, gemaakt in opdracht van Louise van Savoye [1467-1531] – de moeder van koning Frans I van Frankrijk – bevat een afbeelding van de opdrachtgeefster achter het schaakbord.
Louise van Savoye Evrard de Conty, Les Echés Amoureux moralisés. Emoties op het bord
Dat was honderd jaar daarvoor een gotspe geweest. In 1369 had de koning van Frankrijk namelijk alle bordspelen weer eens verboden. Op overtreding van het verbod stond een geldboete. Hij volgde daarin de Engelse koning die in 1337, bij het begin van de Honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland – een eeuw vol onderlinge conflicten, vooral over Normandië – alle spelen op straffe van de dood, had verboden. Wonderlijke tijden.
Het schaakspel neemt in het commentaar van De Conty een prominentere plaats in dan in het gedicht. Meer dan een derde ervan bestaat uit een analyse van de verschillende zetten in de wedstrijd. Bovendien beschrijft Evrart heel gedetailleerd de symbolische betekenis van elk stuk waarbij hij - onder verwijzing naar Cessolis - opmerkt dat de schaakstukken niet alleen liefdesemoties, maar tegelijkertijd ook de sociale klassen, beroepen en leden van de burgermaatschappij symboliseren.
Dame en pion in Les eschés amoureux
Het schaakdiagram dat bij de handschrift van het Commentaar hoort, laat zien waar de partij begint.
Het diagram moet als volgt worden gelezen:
- Wit (de uitdager): Koning e1, Koningin d3, Toren c2, Toren f2, Paard d2, Paard e2, Bisschop c1, Bisschop f1, pionnen : a3, b3, c3, d3, e3, f3, g3, h3.
- Zwart (de jonkvrouw): Koning e8, Dame d6, Toren c7, Toren f7, Ridder ad7 Ridder e7, Loper c8, Loper f8; pionnen: a6, b6, c6, d6, e6, f6, g6, h6.
Opvallend is dat op d6 en d3 twee stukken staan: een dame en een pion. Wat is hier aan de hand? Volgens schaakhistoricus Murray [History of Chess] hebben we hier te maken met een „korte assize“, een korte variant, van het schaakspel. Die zou volgens hem zijn uitgevonden in de Middeleeuwen om het spel te verbeteren door het te laten beginnen in een enigszins geavanceerde positie vergeleken met de gebruikelijke “lange assize”. De regels van de korte assize zouden het aan het begin van het spel mogelijk hebben gemaakt om twee stukken op hetzelfde veld te plaatsen. Het bestaan van de korte assize in het gedicht/commentaar is in 2005 aangevochten door Wilfrid Fauquet, die op basis van een nauwgezette lezing van de manuscripten tot de conclusie komt dat het diagram moet worden gezien als een schaakcompositie die voldoet aan de regels van de Lombard-assize, en daarvan een middenspel vertegenwoordigt. De dame+ pion geeft aan dat het hier om een gepromoveerde pion gaat.
Assizes
Wat assizes betreft: in de Middeleeuwen lagen de regels van het schaakspel niet vast. Elk land/elke regio had zijn eigen regels bij het schaken, die in de loop der tijd ook nog eens konden variëren. Die landelijke of regionale varianten werden volgens Murray assizen genoemd. Een van de redenen om varianten te ontwikkelen was het sneller maken van het spel. De Lombardische assizen worden beschreven in het Schaakboek van Jacobus de Cessolis (eind 13e eeuw). Een paar regels die van de huidige afwijken zijn:
- Een onbewogen koning en dame kunnen een gezamenlijke zet doen als eerste zet; het geheel telt als één enkele zet.
- De koningin en de gepromoveerde pion kunnen zich verplaatsen naar velden die ze in twee gewone zetten kunnen bereiken. Het tussenliggende veld mag bezet zijn. Met deze zet kan er geen stuk geslagen of schaak gezet worden. Het Libro de los Juegos (1283) geeft enkele Spaanse assizen met alternatieve bewegingen en regels voor sommige speelstukken.
- De koningin kan bij haar eerste zet bijvoorbeeld twee velden in elke richting bewegen (d.w.z. horizontaal, maar ook verticaal en diagonaal naar voren), als dat veld leeg is. Op deze vijf velden kan de koningin geen ander stuk slaan. Verder waren er nog vele andere assizes: Franse, Duitse ...
De leukste variant vind ik wel die uit Ströhbeck, waarbij een pion die de overkant bereikte, eerst via een aantal „Freudensprünge“ naar zijn oorspronkelijke positie moest terugkeren, b.v. via c8 naar c6, c4 en c2 [waarbij hij het risico liep om geslagen te worden], voordat hij kon promoveren. Het gaat hier overigens wel om een vorm van koerierschaak, een spel dat op een bord van 8x12 velden werd gespeeld en, getuige dit schilderij van Brueghel, eind 16e eeuw ook heel populair was in de Nederlanden.
Op en in het schaakbord
Op zoek naar de reden waarom men het woord „assize“ – letterlijk ’een [jury]zitting van de rechtbank’ – voor een regionale variant van het schaakspel gebruikte, stuitte ik op een interessant fenomeen, namelijk dat de Noorman Willem de Veroveraar zijn gerechtshof in 1061 het Échiquier [schaakbord] noemde. Willem was een afstammeling van de Vikingleider [jarl] Rollo, die eind 9e eeuw Normandie was binnengevallen. In hun verdrag met de Frankische koning in 911, waarbij ze Normandië kregen in ruil voor hun bekering tot het Christendom en bescherming tegen nieuwe aanvallen van Vikingen, bedongen de Noormannen, onder leiding van Rollo, dat ze onafhankelijk van de Franse koning waren op het gebied van de rechtspraak.
De Vikingen [en ook de Friezen trouwens] hadden een ander rechtssysteem dan de Franken. Zij kenden het zogenaamde Ding-systeem, dat oorspronkelijke van Duitse oorsprong is en al door Tacitus in de 1e eeuw na Christus genoemd wordt. Een „Ding“ [þing], was een lokale dan wel regionale vergadering van de belangrijkste landeigenaren [onder wie ook vrouwen], die bijeenkwamen om van alles en nog wat te bespreken en ook recht te spreken. Daarbij konden getuigen optreden die instonden voor de goede naam van de aangeklaagde. Het „Ding“ was een belangrijk middel om te voorkomen dat vetes tussen de diverse clans uit de hand zouden lopen. De Dingzittingen werden door Karel de Grote verboden, maar bleven nog lang in gebruik bij de Friezen. In het Nederlands zit het nog in uitdrukkingen als „in het geding“ zijn, en rechtsgeding.
Afbeelding van een Germaans „ding“ op de zuil van Marcus Aurelius [eind 2e eeuw]
Wat de rol was van de leiders [jarls] van de Noormannen in de begintijd is ook niet helemaal duidelijk. In het Viking-systeem hadden ze naar het schijnt een zwaardere stem dan de andere leden van de vergadering, maar ze waren niet de hoogste rechter. In Normandië lijkt het erop dat er al gauw een mengvorm ontstond tussen het centralistische Franse systeem en de Normandische rechtspraak.
Willem de Veroveraar noemde, zoals gezegd, rond 1061 zijn gerechtshof in het Échiquier, mogelijk om het te onderscheiden van het oorspronkelijke „Ding“. Het Échiquier van Willem hield zittingen [assizes] in verschillende plaatsen in Normandië, o.a. in Rouen en Caen. Het Échiquier deed niet alleen uitspraken in rechtsgedingen, maar was ook verantwoordelijk voor de financiële administratie van het hertogelijk hof [L’échiquier des comptes]. De naam Échiquier zou zijn ontstaan ofwel omdat het eerste Échiquier in Normandië gehouden zou zijn in een kamer waarvan de vloer geblokt was ofwel omdat het kleed waarop de berekeningen werden uitgevoerd [het scaccario] op een schaakbord leek.
Het scaccario
De hertogen namen dit kleed mee als ze ergens zitting hielden en sloten hun besluiten af met de woorden: actum in scaccario of super scaccarium [gedaan in of op het schaakbord].
In een verhandeling uit 1840 beschrijft de Franse historicus Floquet de geschiedenis en uitspraken van dit reizende gerechtshof. Helaas is weinig bekend over de beginjaren ervan, omdat in 1204 Normandië heroverd werd door de Fransen en alle gerechtsstukken [voor zover aanwezig, want veel rechtsspraak was mondeling], werden overgebracht naar Engeland.
Gebouw uit de 12de eeuw in Caen, dat bekendstaat als de Salle de l'Échiquier
Pas in 1499, na een ingrijpende wijziging van het rechterlijk systeem onder de koningen van Frankrijk, kreeg het Échiquier een vaste standplaats in Rouen.
Het huidige Echiquier [ministerie van Justitie] van Rouen
Aan het eind van de middeleeuwen [16e eeuw en later voor zover bekend] waren er in Vlaanderen diverse herbergen, die de naam „Het Schaek“ of een variant daarvan droegen en die ook dienst deden als „wetshuis“: er werden contracten getekend, erfenissen geregeld, geschillen beslecht en recht gesproken. Een Belgisch onderzoeker heeft dan ook het idee geopperd dat het échiquier wellicht van Vlaamse oorsprong is en door Rollo of Willem de Veroveraar vanuit Vlaanderen geïmporteerd is. Dat lijkt onwaarschijnlijk. Op rechtsgebied was het nog een janboel in de 11de eeuw in Vlaanderen. De „milites“, vrij vertaald „vechtersbazen“ vochten elkaar de tent uit – hoofsheid liet nog een generatie op zich wachten – en er moesten vaak monniken en reliquieën aan te pas komen om slepende vetes te beslechten. Overigens maakt Murray ook melding van Franse en Engelse werken die laten zien dat in de middeleeuwen vaak schaak werd gespeeld in taveernes en het uithangbord ‘the Chequers’ mogelijk oorspronkelijk is gebruikt om klanten erop attent te maken dat er binnen geschaakt kon worden.
Maar wat is nu precies het verband tussen de rechtspraak en het schaakspel? Volgens William Terrien, een Normandisch jurist uit de 16e eeuw, is er een simpele verklaring: is er in de rechtspraak niet – net als bij het schaakspel – altijd één partij die de andere verslaat, een winnaar en een verliezer? Inderdaad een simpel antwoord, want de vraag houdt rechtsgeleerden nog steeds bezig: „How law is like chess“ en „How law is not like chess“ hebben allebei hun aanhangers.
Willem de Veroveraar was in ieder geval in 1066 de winnaar van de slag bij Hastings waarmee de verovering van Engeland begon. Op de site van het internationaal Schaakcongres van Hastings las ik dat Willem het schaken in Hastings geïntroduceerd zou hebben. Dat is niet onmogelijk, want volgens Murray zijn de Engelse schaaktermen van Normandisch-Franse oorsprong, al zijn er ook aanwijzingen dat Willems voorganger Knut het spel al kende. Wel staat vast dat Willem het Echiquier-systeem in Engeland implementeerde, waar de term „Exchecquer“ nog steeds gebruikt wordt voor het ministerie van financiën.
En om met de liefde te eindigen: Willem had zijn zinnen gezet op Mathilde, de dochter van Boudewijn V, de graaf van Vlaanderen, maar er waren wat problemen, o.a het feit dat Willem „de more danico“ [op z’n Deens, d.w.z. buiten het huwelijk] was geboren. Dat was volgens Viking-recht geen probleem, omdat een man meerdere vrouwen mocht hebben, en de kinderen uit die verbintenissen ook recht hadden op [een deel van] de erfenis.
Maar Mathilde protesteerde volgens meerdere bronnen uit de 13e eeuw, en zou gezegd hebben: “Ik ben nog liever een gesluierde non dan de vrouw van een bastaard.“ Willem, woedend geworden, bestijgt, aldus het verhaal, zijn paard, snelt richting Brugge, stormt Mathildes kamer binnen, geeft haar een flinke aframmeling en schaakt haar. Vervolgens zou ze als een blok voor hem gevallen zijn.. Dat moet wel een broodje aap zijn. Het huwelijk [ca. 1050] was in ieder geval zeer succesvol. De alliantie met Vlaanderen hielp Willem niet alleen aan militaire steun voor zijn inval in Engeland, Mathilde rustte zelfs met haar met eigen geld de Mora uit, het vlaggenschip van de invasievloot.
De Mora op het tapijt van Bayeux Lodewijk de Dikke
Dat Willem de Veroveraar wel gewelddadig kon zijn, blijkt overigens uit het verhaal dat hij een schaakbord stuk zou hebben geslagen op het hoofd van zijn neef, koning Lodewijk de Dikke van Frankrijk, omdat die valsgespeeld zou hebben. L’histoire se répète.
Juni 2024
Alie Blokhuis