Hoeveel qiyan nam de hertog van Aquitanië mee uit Barbastro?
500, 1500, 5000. In ieder geval heel veel!
De inname van de bloeiende moslimhandelsstad Barbastro In Noord-Spanje in 1064 was een gebeurtenis die enerzijds heel Al-Andalus met ontzetting vervulde – mede vanwege de gruweldaden van de veroveraars - maar die anderzijds de verspreiding van de cultuur van Al-Andalus en het schaakspel naar de landen boven de Pyreneeën in een stroomversnelling bracht. Willem VIII [1025-1086], hertog van Aquitanië in Frankrijk, was een van de leiders van het geallieerde leger dat de koning van Aragon hielp bij het beleg van de stad.
Hij keerde na de verovering van Barbastro naar zijn hofstad in Aquitanië terug met een rijke buit, waaronder ook een groot aantal qiyan – de in de vorige aflevering genoemde jonge, en vaak zeer goed opgeleide vrouwelijk entertainers: ze konden zingen, dansen, musiceren en velen van hen konden natuurlijk ook schaken. Deze vrouwen, die de Andalusische hofcultuur introduceerden in Frankrijk, vormden mogelijk mede de inspiratiebron voor de liederen van de troubadours en voor de hoofse liefdes- en schaakcultuur die in Frankrijk in de 12de en 13e eeuw zijn hoogtepunt bereikte.
Hoewel er veel manieren voor culturele uitwisseling mogelijk waren tussen het islamitische en het christelijke Spanje en het christelijke Europa ten noorden van de Pyreneeën – denk aan handels- en pelgrimsroutes, militaire campagnes, gemengde huwelijken, en vertalingen van klassieke teksten – zorgde de inname van Barbastro voor een uitstroom van de Andalusische cultuur op een nooit eerder geziene schaal.
Uittocht
In de loop van de 11e eeuw hadden diverse taifa’s [islamitische koninkrijkjes in Al-Andalus] de hulp ingeroepen van Noord-Afrikaanse berbers bij hun onderlinge gevechten. Deze extremistische moslims namen uiteindelijk zelf de macht over waardoor de positie van christenen en joden in de moorse delen van Spanje sterk verslechterde. In 1066 werd een groot deel van de joodse bevolking van Granada zelfs door moslims uitgemoord, omdat deze vermoedden dat de joodse vizier van de stad bij een complot betrokken was. Vele joden probeerden daarom een goed heenkomen te zoeken in het christelijk deel van Spanje of andere delen van Europa, en Afrika.
Een van hen was de auteur van de Disciplina clericalis, een in Europa beroemd geworden „gids voor studenten“, waarin schaken een noodzakelijke vaardigheid van een man van adel wordt genoemd.
Disciplina clericalis
[Docent:] De zeven vaardigheden die een man van adel moet beheersen zijn: paardrijden, zwemmen, boogschieten, boksen, jagen, schaken en verzen schrijven.
.... [Student:] Ik geloof dat er in deze tijden niemand met deze kwaliteiten meer bestaat.
Disciplina clericalis
[begin 12de eeuw]
De Disciplina clericalis is een verzameling korte levenswijsheden gecombineerd met oosterse, joodse en Grieks-Romeinse verhalen in dialoogvorm. Het boek werd in Europa vooral bekend toen rondtrekkende predikers in Europa de verhalen gingen gebruiken en verhalenvertellers ze overnamen. De auteur van de Disciplina was een hoveling, tevens vooraanstaand rabbijn, arts en sterrenkundige uit Al-Andalus, die begin 12e eeuw was uitgeweken naar een door het christelijke Aragon veroverd gedeelte van Zaragoza. Hij bekeerde zich in 1106 tot het christendom en veranderde zijn naam in Petrus Alfonsi, als eerbetoon aan Alfons I, de koning van Aragon, die als zijn doopvader bij de doopplechtigheid aanwezig was.
Petrus Alfonsi ging kort na zijn bekering naar Engeland waar hij o.a. lijfarts werd van koning Henry I [1068-1135], de zoon van Willem de Veroveraar. Het zou me niet verbazen als hij Henry I schaak had leren spelen, maar waarschijnlijk was het spel al eerder in Engeland ingeburgerd. In 844 hadden Vikingen namelijk korte tijd Sevilla bezet en geplunderd. Ook daarna volgden nog geregeld plundertochten. Volgens een bericht van ruim 400 jaar later zou er in 845 zelfs een ambassadeur uit Al-Andalus de Vikingen bezocht hebben, maar aan de betrouwbaarheid van deze bron wordt getwijfeld. Maar wie weet, maakten schaakborden onderdeel uit van de buit van de plundertochten of van diplomatieke geschenken. In ieder geval melden sommige bronnen dat Knoet II (circa 985-1035), de Vikingkoning van Engeland, Noorwegen en Denemarken, ruzie maakte met zijn zwager over een schaakspel en vervolgens die zwager liet vermoorden.
Plundertochten Vikingen én Rijk van koning Knoet II ca. 1030
Ook Koning Henry I van Engeland en Koning Louis VI van Frankrijk zouden rond 1120 in Parijs ruzie hebben gekregen over een schaakpartij. Eén verhaal zegt dat Louis het schaakbord naar Henry gooide; een ander dat Henry Louis met het schaakbord op zijn hoofd sloeg. Het zou niet de laatste keer zijn dat het schaakbord als aanvals- of verdedigingswapen wordt gebruikt.
Het eerste schaaklied
Niet alleen Petrus Alfonsi, maar ook een andere joodse schaakliefhebber, Abraham Ibn Ezra (1093-1167), verliet Zaragoza. Hij week uit naar Cordoba en werkte vervolgens als filosoof, dichter en wiskundige in Italië, Frankrijk en Engeland. Rond 1120 componeerde Abraham Ibn Ezra het oudst bekende „Schaaklied“. Hieronder volgen de beginregels en het slotcouplet.
Ik ga een lied zingen over een strijd
die in dagen van weleer
is ingesteld door knappe koppen
op een vlakte van acht divisies,
en ontworpen op vierkante velden.
..............................................
Zou een koning tijdens de vernietigende strijd
in handen vallen van de vijand
dan wordt hem geen genade verleend,
geen schuilplaats of redding geboden,
geen toevluchtsoord.
Berecht door vijanden, en zonder redding,
Wordt hij, ook al wordt hij niet gedood, schaakmat gezet.
De massa’s om hem heen worden afgeslacht,
Terwijl ze hun leven geven voor zijn redding
Uitgedoofd en verdwenen is hun glorie,
want zij zien dat hun heerverslagen is;
Toch gaan ze opnieuw de strijd aan.
Want in de dood ligt de opstanding.
Abraham Ibn Ezra was maar een van de vele uitgeweken joden die een belangrijke rol speelden bij de overdracht van de cultuur van Al-Andalus naar Europa. Want het was niet alleen een tijd van landjepik en vervolging, het was vooral ook een tijd waarin de hoven met elkaar concurreerden op cultureel gebied.
William IX van Aquitanië, de troubadour
Een van de hoven in Frankrijk die zich probeerden te meten met die in Spanje was dat van de hertogen van Aquitanië. Voor de eerder genoemde Willem VIII van Aquitanië waren de contacten met de Spaanse hoven heel belangrijk, wat ook wel blijkt uit het feit dat hij dochters uithuwelijkte aan de koning van Leon en Castilië en aan de koning van Aragon! De verfijnde cultuur aan het hof van Willem VIII leidde tot hoog aanzien van het hertogdom in West-Europa en menig jong edelman werd naar het hof in Poitiers gestuurd om er 'hoofs' gedrag te leren. En daar werd schaken natuurlijk een onderdeel van.
Willem IX [1071-1126], de zoon van Willem VIII, is de eerste bij naam bekende troubadour van Europa. Er is veel gespeculeerd over de plotselinge opkomst van deze musici en zangers in de volkstaal, die – zeker in het begin – vaak een adellijke achtergrond hadden, maar inmiddels wordt de belangrijke rol van de Andalusische muziekcultuur hierbij wel erkend. Van Willem IX wordt gezegd dat hij in een van zijn verzen het schaken genoemd zou hebben. Dit vers heb ik nergens kunnen vinden, maar wat we wel weten is dat het schaakspel in de troubadourlyriek een terugkerend thema is. Dat is niet verwonderlijk, omdat een centraal thema van hun composities de hoofse cultuur was.
Het schijnt overigens dat niet alleen muziekinstrumenten, maar ook schaakstukken en een schaakbord essentiële onderdelen waren van de uitrusting van troubadours, omdat ze vaak optraden als spelpartners voor adellijke kinderen.
Dat Willem IX kon schaken is meer dan waarschijnlijk. Twee van zijn zussen zijn namelijk getrouwd geweest met koning Alfons VI van Castilië en Leon [1040-1109]. In eerdere verhalen maakte ik al melding van deze Alfons, die volgens de legende om Sevilla schaakte! En ik weet uit ervaring dat zwagers graag een partijtje schaak spelen om de tijd te verdrijven.
Strijd tussen gelieven
Het schaakspel werd voor de troubadours een beeld van de strijd tussen twee hoogstaande gelieven, waarbij het liefdesspel volgens strikte regels gespeeld werd. Mat zetten krijgt in deze liederen vaak een speciale betekenis: als de dame de heer schaakmat zette kon dat betekenen dat ze hem haar gunsten verleende. Maar dat is maar een van de vele varianten.
De vergelijking van de liefde met het schaakspel is bedoeld om aan te tonen dat de hoofse liefde [fin’amors] voortkomt uit intelligentie, beheersing van het driftleven, verfijning en aangeboren superioriteit, een liefde die niets te maken heeft met de overhaaste en bandeloze seks van het gewone volk, waarvoor het beeld van het dobbelspel werd gebruikt.
Een koningsspel en „un jeu de chambre de dame“
Er zijn dan ook meerdere redenen die de populariteit van het schaakspel aan het hof kunnen verklaren. Een daarvan was dat er intelligentie en opleiding [en vrije tijd!] voor nodig waren: kunnen schaken bevestigde de superioriteit van de adellijke klasse. Een tweede reden was dat men er de spiegel van een hiërarchische samenleving in zag, aan het hoofd waarvan de aristocratie zichzelf graag herkende. Het schaakspel werd daarom ook wel het „Koningsspel” genoemd.
Het schaakspel was bovendien een jeu de chambre, een spel dat – in ieder geval in Frankrijk – vaak gespeeld werd in het vertrek van de koningin of van een van de belangrijke dames aan het hof, een plek die per definitie ontoegankelijk voor de lagere klassen.
In de chambre de dames bracht men in de middeleeuwse hoofse samenleving zijn vrije tijd door: daar werd gelezen, geconverseerd én geschaakt, – en natuurlijk speelden zich daar ook amoureuze scènes af, al dan niet volgens de regels van het spel.
Alie Blokhuis
Maart 2024