het leek een meisje
romantisch als een beukelaar
haar ogen keken in de mijne
haar handen streken door mijn haar
mijn wijsvinger haalde haar kin naar me toe
Ik bloosde bij haar charme
haar leunen maakte me niet moe
ze juichte in mijn armen
mijn lippen zongen stille dialogen
op de welving van haar mond
takken van de bomen bogen
scheuten schoten uit de grond
het liefst was ik toen blijven staan
en zonder eten
zonder drinken
in die houding doodgegaan
maar toen ik een week later
met haar langs de huizen liep
zag ik een puistje op haar wang
haar ogen zagen als troebel water
haar benen waren veel te lang
ik duwde haar van schaamte
de rook in van een vol café
ze raakte nog geen glaasje aan
en maar zeuren naar me
ze dronk een kopje thee
zonder haar te groeten
ben ik er vandoor gegaan
en langzaam
zonder blikken
zonder blozen
in mijn eentje doodgegaan
Han Kemperink